Een wicked problem (in het Nederlands vaak vertaald als een taai probleem of weerbarstig vraagstuk) is een complex probleem waarvoor geen eenvoudige of eenduidige oplossing bestaat. Het begrip werd geïntroduceerd in 1973 door Horst Rittel en Melvin Webber, twee planologen die onderzoek deden naar stedelijke planning en beleidsvorming.
Kenmerken van een wicked problem:
-
Geen duidelijke probleemdefinitie
Het probleem is moeilijk af te bakenen; verschillende belanghebbenden definiëren het op verschillende manieren. -
Geen eenduidige oplossing
Er is geen "goed" of "fout", alleen "beter" of "slechter" – afhankelijk van het perspectief. -
Uniek karakter
Elk wicked problem is uniek. Er is geen standaardoplossing of "best practice" die je overal kunt toepassen. -
Complexe onderlinge afhankelijkheden
Oplossingen beïnvloeden andere aspecten van het systeem en kunnen nieuwe problemen creëren. -
Geen trial-and-error
Elke poging tot een oplossing heeft gevolgen die moeilijk terug te draaien zijn. -
Meerdere betrokken belanghebbenden
Vaak zijn er veel partijen met verschillende belangen, waarden en doelen. -
Geen duidelijke eindtoestand
Je weet niet wanneer het probleem "opgelost" is. Er is geen duidelijke eindlijn.
Voorbeelden van wicked problems:
-
Klimaatverandering
-
Armoede
-
Gezondheidszorgbeleid
-
Vluchtelingencrisis
-
Stedelijke ontwikkeling
-
Onderwijshervormingen
- Kunstmatige intelligentie
Waarom zijn ze belangrijk?
Wicked problems dwingen beleidsmakers, wetenschappers en burgers om anders na te denken – niet in termen van oplossingen, maar in termen van proces, samenwerking en aanpassing. Vaak zijn interdisciplinaire samenwerking, dialoog en continue bijstelling essentieel bij het omgaan met zulke problemen.